Menu
Terug

KEES VERWEY

Charles Eyck, Kor Postma, Charlotte van Pallandt, Paul Citroen en Kees Verwey, zonder datum
Foto: Nico Koster


De schilder Kees Verwey werd door Charlotte van Pallandt voor het eerst in 1961 in brons vereeuwigd, twee jaar nadat zij elkaar in 1959 voor het eerst hadden ontmoet. Zij leerden elkaar kennen in Amsterdam of Haarlem, zonder eerder van elkaar gehoord te hebben. Dit terwijl beiden in de zomer van dat jaar in Leiden deelnamen aan de thematentoonstelling ‘Het Nederlandse portret sinds 1880’. Later schreef Verwey over zijn eerste indruk: ‘Ik wist niet wat ik zag, zulk krachtig werk, zulke sterke tekeningen had ik in Holland en ook daarbuiten van een vrouw nimmer gezien. Zijzelf was, naar ik zo voelde, zeer verrast over de belangstelling en bewondering die zij bij deze gelegenheid ondervond’. Op haar beurt bewonderde Charlotte van Pallandt het werk van Kees Verwey, met wie zij de rest van haar leven bevriend zou blijven en met wie zij geregeld samen exposeerde. Zij spraken af om ergens thee te drinken, Verweys lijstenmaker te bezoeken of naar de beeldentuin van Nic Jonk te rijden. Eenmaal hoogbejaard belden zij elkaar iedere dag, een vast ritueel. Het telefoongesprek begon steevast met de vraag ‘Leef je nog?’ Iedere donderdag bracht een taxi haar met een warme maaltijd van Noordwijk naar Haarlem. In het Jaarboek Haerlem, waarin de opening in 1993 van de Verweyhal aan de Grote Markt wordt gememoreerd, komen ook vele ‘akkefietjes’ tussen de twee ter sprake. De schrijver concludeert: ‘Overal misdraagt hij zich bij tijd en wijle, zodat de kring kleiner wordt. Eén blijft hem trouw tot het eind: Charlotte van Pallandt, beeldhouwster en vriendin in de kunst’.


Charlotte van Pallandt first immortalised painter Kees Verwey in bronze in 1961, two years after first meeting him, in either Amsterdam or Haarlem. They had never heard of each other before they met, despite the fact that they had both participated in an exhibition in Leiden that summer entitled ‘The Dutch Portrait Since 1880’. Verwey later recorded his first impressions: ‘I was astounded. I had never seen such powerful work, such strong drawings by a woman, in Holland or anywhere else’. Charlotte van Pallandt, for her part, admired Kees Verwey’s work. They would remain friends until Charlotte’s death, and would regularly exhibit together. The two of them would meet for tea, go to see Verwey’s framer or drive to Nic Jonk’s sculpture garden. In old age they would telephone each other every day as a form of ritual. The conversation would always start with the question ‘Are you still alive?’. Every Thursday she would travel by taxi from Noordwijk to Haarlem with hot food. The Haerlem Yearbook that commemorates the opening of the Verweyhal on Grote Markt in 1993 also mentions many ‘quarrels’ between the two of them. The writer concludes: ‘He would misbehave everywhere from time to time, so the circle grew smaller and smaller. One person remained true to him to the end: Charlotte van Pallandt, sculptor and friend in art’.