Menu
Terug

WILHELMINA

Initiatiefnemer Karel van der Mandele met koningin Juliana en prins Bernhard, 1968.
Fotograaf: onbekend, fotocollectie Anefo

Schetsontwerp van architect Van Embden dat voorzag in een eigen monumentale omgeving voor het Haagse Wilhelmina-monument, zonder datum
Fotograaf: onbekend

Charlotte van Pallandt is vooral bekend geworden vanwege haar ‘Wilhelmina-monumenten’ in Rotterdam en Den Haag. Na de oorspronkelijke stenen versie voor Rotterdam in 1968 volgden bijna 20 jaar later een bronzen exemplaar voor Den Haag en een identiek Wilhelmina-beeld voor de tuinen van Kasteel het Nijenhuis in Heino/ Wijhe. Zij hield niet van oorlogsmonumenten, maar over de opdracht voor een Wilhelmina-monument hoefde zij niet lang na te denken. Hoewel het bekend is vormt het verregaand geabstraheerde beeld van koningin Wilhelmina als monument een uitzondering in haar oeuvre. Een voor de hand liggende vraag is: waarom kregen zowel Rotterdam als Den Haag een ‘Wilhelmina’? In 1963, een jaar na de dood van koningin Wilhelmina, werden er in Den Haag plannen gesmeed om de overleden koningin te eren met een nationaal monument. Dat moest in de residentie komen, maar het zou 25 jaar duren voordat het er kwam. Ondertussen zat men in Rotterdam niet stil. Een comité van Rotterdammers nam het initiatief voor opdracht en uitvoering van een Wilhelmina-beeld. Onder leiding van Karel Paul van der Mandele kreeg het plan vorm. Hij was een bankier die van belang was voor de ontwikkeling van Rotterdam met name in de periode van wederopbouw. Van der Mandele was een bewonderaar van koningin Wilhelmina en lanceerde in 1965 zijn plannen voor een Wilhelmina-monument, waarbij zij zou moeten worden vereeuwigd als de wilskrachtige vrouw die in het voorjaar van 1945 terugkeerde naar het bevrijde Nederland.

Tot het moment dat het Wilhelmina-monument in Rotterdam onthuld werd, was men er in Den Haag nog steeds niet uit. Verschillende ontwerpen voor het Nationaal Monument Koningin Wilhelmina die na beoordeling door een ‘Commissie Nationaal Monument Koningin Wilhelmina’ waren voorgedragen, kregen uiteindelijk geen ondersteuning van Burgemeester en Wethouders van Den Haag. Zij werden negatief beoordeeld, want er moest een ‘waardig en herkenbaar monument’ komen. Jaren later werd besloten een bronzen versie van het Rotterdamse Wilhelmina-beeld van Charlotte van Pallandt te kiezen. In een brief van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur uit 1982 is een toelichting te vinden: ‘Het bronzen afgietsel van het gipsmodel zal een totaal andere indruk maken dan het stenen beeld. Niet alleen door het verschil in materiaal, maar ook omdat het gipsmodel veel rijker gedetailleerd is.’

Om het beeld te kunnen laten gieten, moest Charlotte van Pallandt bij museumdirecteur Dirk Hannema aankloppen. Eerder had de kunstenares de drie meter hoge gipsvorm, waarnaar het stenen beeld voor Rotterdam uit hardsteen was gehakt, aan haar vriend Dirk Hannema geschonken. Het kreeg een plaats in één van de bouwhuizen van Kasteel het Nijenhuis in Heino/Wijhe en het zou vanaf dat moment deel uitmaken van de collectie van de Hannema-De Stuers Fundatie. Kort nadat ‘Den Haag’ in 1984 eindelijk een keuze had gemaakt welk beeld er zou komen, schreef Charlotte van Pallandt aan Dirk Hannema: ‘Zeer geachte beste Dick, ’t Spijt me zoo dat ik genoodzaakt ben je iets aan te doen wat jij vervelend vindt. Ik heb aan de bronsgieter gezegd dat hij zoo kort mogelijk ’t beeld van Kon. Wilhelmina moet gebruiken om een gietsel van te maken’. De gipsvorm, Hannema’s trots, reisde naar Haarlem waar bronsgieter Binder binnen vijf maanden een exacte kopie in brons goot voor het Nationaal Wilhelmina-monument in Den Haag en één exemplaar voor de collectie van de Hannema-de Stuers Fundatie, bestemd voor de tuinen van Kasteel het Nijenhuis.

Charlotte van Pallandt is known above all for her ‘Wilhelmina monuments’ in Rotterdam and The Hague. Having made the original 1968 stone version for Rotterdam, almost 20 years later she made a bronze version for The Hague and an identical Wilhelmina statue for the gardens of Nijenhuis Castle in Heino/Wijhe. She did not like war memorials, but when offered the commission for the Wilhelmina monument, she did not hesitate for long. Although her highly abstracted sculpture of Queen Wilhelmina is well known, as a monument it is in fact an exception in her body of work. One obvious question is why did both Rotterdam and The Hague get a ‘Wilhelmina’? In 1963, a year after Queen Wilhelmina’s death, The Hague made plans to erect a national monument in her honour. That monument should stand in the city of the royal residence, it was felt, but it would take 25 years for the plan to come to fruition. Meanwhile, Rotterdam did not simply sit around. A committee of Rotterdam residents decided to commission and erect a Wilhelmina statue. The plan took shape under the leadership of Karel Paul van der Mandele, a banker who played an important role in the development of Rotterdam, particularly during the post-war reconstruction. Van der Mandele admired Queen Wilhelmina and he launched his plans for a monument to her in 1965. She was to be immortalised as the strong-willed woman who returned to the liberated country in spring 1945.

The Hague had still not come to a decision by the time the monument in Rotterdam was unveiled. Several designs for the National Queen Wilhelmina Monument that had been put forward after assessment by a ‘National Queen Wilhelmina Monument Committee’ eventually failed to win the approval of The Hague City Council. They were rejected because the city wanted a ‘worthy and recognisable monument’. Years later, it was decided that a bronze version of Charlotte van Pallandt’s Rotterdam Wilhelmina statue should be erected in The Hague. An explanation is given in a 1982 letter from the Minister of Welfare, Health and Culture: ‘The bronze cast of the plaster model will make an entirely different impression than the stone statue, not only because of the difference in material, but also because the plaster model is more richly detailed.’

Charlotte van Pallandt had to turn to her friend, museum director Dirk Hannema for help with casting the bronze statue. She had given him the three metre tall plaster model, on the basis of which the stone sculpture had been carved for Rotterdam. It had been installed in one of the auxiliary buildings at Nijenhuis Castle in Heino/Wijhe and from that point on would form part of the Hannema-De Stuers Fundatie collection.
Shortly after The Hague had finally decided what it wanted, in 1984, Charlotte van Pallandt wrote to Dirk Hannema: ‘Dear Dick, I am so sorry that I am forced to impose on you for something you will not like. I have told the bronze caster he must use the sculpture of Queen Wilhelmina as quickly as possible to make a cast from it’. The plaster model, Hannema’s pride and joy, was taken to Haarlem where bronze casting foundry Binder would spend five months making a precise copy in bronze for the National Wilhelmina Monument in The Hague, and one for the Hannema-de Stuers Fundatie collection, intended for the gardens of Nijenhuis Castle.